MOND.

Cock van den Berg

MOND

M'n buurvrouw was wat losjes in d'r mond,
Ze kende alle burenpraatjes,
Niet op haar mondje gevallen, wat ik ondervond,
En ze wist alles uit de roddelblaadjes.
Zo heb ik uit haar eigen mond vernomen,
Dat de overbuur weer gaat verhuizen,
Ze wist precies hoe dat is gekomen,
't Lag voor in d'r mond: "Last van muizen".

Hij had altijd al een grote mond,
Voerde altijd 't hoogste woord,
En hoe z'n medemens 't vond ?
Die luisterde met open mond en vond 'm gestoord.
Hoe kon een mens toch zo tekeer gaan,
Kon hij nou z'n mond niet houden,
Dan bracht 't z'n woordenvloed tot staan,
Dat menigeen als een opluchting beschouwde.

Het regime had 'm monddood gemaakt,
Mocht niet meer zeggen wat ie wou,
Zat in't gevang, 't had 'm diep geraakt,
Slechts mondjesmaat berichtjes aan z'n vrouw.
Z'n wil was echter niet gebroken,
Hoorde ik bij monde van z'n advocaat,
Bleef van gezonde mondvoorraad verstoken,
Hij had 't regime niet naar de mond gepraat,

Gedichten navigatie

« Vorige gedicht | Volgende gedicht »

Naar deze rubriek
Naar overzicht alle rubrieken

Over dit gedicht 

Geplaatst op: 22-03-2022

Beoordeel dit gedicht nu

Over deze dichter

Cock van den Berg (Actief sinds: 29-10-2020)

Auteursrechten

Op dit gedicht ‘MOND.’ van Cock van den Berg zijn auteursrechten van toepassing (©). Het gedicht is onder auteursrechtelijke bescherming geplaatst op Dichters.nl.